Rien’s eerste kerstdag 1971
Rien’s eerste kerstdag 1971
Het was eerste kerstdag 1971…
Het is acht uur ‘s ochtends en mijn moeder is al op. Alhoewel de gordijnen al open zijn, is het nog donker in huis. Enkel een schemerlamp en de gekleurde kerstboomlampjes branden. Wat teleurgesteld kijk ik naar buiten, door het raam van onze flat op de vierde verdieping in Amsterdam west. Het heeft wel gevroren, maar de voorspelde sneeuw is uitgebleven.
In mijn blauwe streepjes pyjama kruip ik voor de gashaard. Een klein hoekje tussen de kachel en de bank, waar ik ’s ochtends vroeg graag zit. Het is net niet zo heet, dat mijn pyjamabroek vlam vat. Ik heb mijn Rik Ringers stripboek bij me en kijk hoe mijn moeder de tafel dekt.
Ze heeft net een kerst langspeelplaat van Frank Sinatra opgezet, wanneer mijn vader, ook in pyjama, uit de slaapkamer komt. Mijn broer is nog nergens te bekennen. Bijna ongezien leggen ze de kerstcadeautjes onder de kerstboom. Vanuit het hoekje verheug ik me op het grote platte pak onder de kerstboom.
Langzaam wordt het lichter en mijn moeder vindt het tijd dat ik me ga aankleden.
Denk eraan dat je je ribbroek aantrekt, we moeten straks naar de hoogmis, zegt ze tegen me. Getver hoor ik mezelf zeggen, moet dat echt? Als ik ergens een hekel aan heb is het wel met een kriebelbroek in de kerk zitten. Je mag je pyjama broek eronder aan doen, als je wilt zegt mijn moeder.
Ik stel het aankleden uit en dan schuiven we aan het kerstontbijt. Ik haast me, want dan kan ik zo snel mogelijk mijn cadeautjes uitpakken. Mijn moeder heeft een feestelijk ontbijt gedekt, met kerstbrood en een roomboter kerstman. Ik eet mijn eitje en een broodje hagelslag, maar eigenlijk ben ik niet te houden. Ook mijn broer begint steeds onrustiger te schuiven op zijn stoel.
Mijn vader spreekt de verlossende woorden: zullen we nu dan maar de cadeautjes uitpakken? Gespannen pakken we ons cadeaus uit. Ik krijg een Tamya bouwdoos van een Amerikaanse troopcarrier uit WOII. Liefst zou ik hem gelijk in elkaar gaan zetten, maar eerst moeten we naar de kerk.
Haastig kleedt iedereen zich aan en klim ik achter in onze bestel Eend.
Mijn broer en ik zitten ieder op een eigen gereedschapskist en houden ons vast aan de stoel. Het is best een eindje rijden naar de Krijtberg aan Singel. Daar aangekomen sluipen we stilletjes achterin de kerk. Het is namelijk zo, dat mijn vader een hekel heeft aan de preek en daarom steevast een half uur te laat de kerk in gaat.
Met enige plaatsvervangende schaamte, voor de mensen die geïrriteerd achterom kijken, schuiven mijn broer en ik in de kerkbank. Daar pak ik mijn wekelijkse kerkactiviteit op. Namelijk bootjes vouwen van kerkboekjes. Wanneer het papier op is, begin ik met wat ik het kaars staren noem. (Vele jaren later kwam ik erachter, dat ik hier eigenlijk mijn begaafdheid ‘reizen door dimensies’ aan het oefenen was)
Alhoewel ik er zelf een hekel aan heb om mee te zingen, geniet ik van de kerstliederen die in de overvolle kerk worden gezongen. En voor ik het weet parkeert de Eend weer voor de deur. Onhoudbaar ren ik de trap op en trek mijn kapotte spijkerbroek aan. Het duurt niet lang en ik zit achter mijn bureau met lijm, verf en schuurpapier om mijn nieuwe bouwdoos in elkaar te zetten.
Geconcentreerd verstrijkt de tijd en mijn vader vraagt of ik meega om opa op te halen. Omdat ik het leuk vind om met mijn vader in de auto te zitten, ga ik met hem mee. Deze keer mag ik voorin zitten, op de doorgezakte stoel die met telefoonboeken op hoogte wordt gehouden.
Opa
Mijn opa van 81 woont in de Haarlemmerstraat en heeft een onwaarschijnlijk vals vuilnisbakhondje, genaamd Sjennie. Alle deuren moeten hermetisch dicht blijven, want als Sjennie de kans krijgt rent hij naar buiten en bijt hij onherroepelijk de eerste de beste voorbijganger in zijn been.
Wanneer we terug bij ons huis komen ligt er een kerstboom op straat. Een vreemde blijdschap maakt zich meester van me. Dit kan niet waar zijn. Ik roep mijn broer erbij en voor je het weet liggen we op ons buik in de zandbak, om met kranten de kerstboom in de fik te steken.
Het is al donker wanneer mijn moeder op het balkon staat om ons te roepen voor het kerstdiner. Zwart van het roet verlaten we de zandbak. Om na een ontroerende ‘drummer boy’ kerstfilm op onze eerste kleurentelevisie, aan te schuiven voor het kerstdiner.
Opa heeft de kamer met zijn sigaren inmiddels veranderd in een blauw rookhol, maar ook dat hoorde bij de gezelligheid van die tijd. Gezellig kletsend zitten we weer aan tafel. Na de krabcocktail is er het wilde konijn met vruchtjes. Heerlijk soppend in de vette jus, gemengd met vruchtjes en appelmoes geniet ik vrolijk van het eten.
Tot mijn broertje naar buiten wijst.
Het sneeuwt, zegt hij. De hele familie kijkt verrast op en warempel, dikke vlokken hebben de straat al met een witte laag bedekt. Het kan niet mooier worden deze kerst. Het dessert is nog niet op, of vliegen we de trap af.
Buiten zijn andere vriendjes al druk in de weer met sneeuwballen. Het duurt niet lang of we zijn in een heftig sneeuwballengevecht verwikkeld, met de jeugd van de overkant. En dan gebeurt het onwaarschijnlijke.
Steeds meer vaders komen naar buiten en mengen zich in het sneeuwballen gevecht. Zo ook mijn vader en mijn opa, die grinnikend met zijn sigaar in het portiek staat toe te kijken.
Hoe ik die avond in slaap gevallen ben herinner ik me niet meer, maar een gedenkwaardige kerst dat was het. Een werkelijkheid die 47 jaar later, bijna niet meer voor te stellen is.
Ik wens jullie allen een geweldige kerst…
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!